Bandencontrole

1. Controleer de bandenspanning en profiel. Zorg ervoor dat de banden in goede staat zijn en geen slijtage of beschadigingen vertonen.

Remmeninspectie

2. Controleer de remblokken, -schijven en -vloeistof om te zorgen dat de remmen optimaal functioneren.

Oliepeil en olieverversing

3. Controleer het oliepeil en ververs de olie indien nodig. Zorg ervoor dat de motorolie schoon en op het juiste niveau is.

Koelvloeistof

4. Controleer het niveau en de kwaliteit van de koelvloeistof om oververhitting van de motor te voorkomen.

Accutest

5. Controleer de conditie van de accu en zorg ervoor dat deze volledig opgeladen is.

6. Airconditioning

   Test en onderhoud het airconditioningsysteem om ervoor te zorgen dat het goed werkt, vooral tijdens warme zomerdagen.

7. Ruitenwissers

   Controleer de staat van de ruitenwissers en vul de ruitenwisservloeistof bij.

8. Lichtcontrole

   Controleer alle verlichting, inclusief koplampen, achterlichten, remlichten en richtingaanwijzers, om ervoor te zorgen dat ze allemaal correct werken.

9. V-snaar en distributieriem

   Inspecteer de V-snaar en distributieriem op slijtage en vervang ze indien nodig.

10. Uitlaat en ophangingssysteem

    Controleer de uitlaat op lekken en inspecteer het ophangingssysteem op slijtage of beschadiging.

Motor

1. Vervangen van de motorolie en het oliefilter.
2. Luchtfilter: Controleren en indien nodig vervangen van het luchtfilter.
3. Koelvloeistof: Controleren en bijvullen van de koelvloeistof.
4. Stuurbekrachtigingsvloeistof: Controleren en bijvullen van de stuurbekrachtigingsvloeistof.

Remsysteem

5. Remsysteem: Inspectie van de remblokken en remschijven; controleren van de remvloeistof.

Banden en Onderstel

6. Banden: Controleren van de bandenspanning en het profiel.

Elektrischesysteem

7. Accu: Controleren van de accu en de polen; eventueel reinigen en testen van de accu.
8. Verlichting: Controleren van alle verlichting, inclusief koplampen, achterlichten, remlichten en richtingaanwijzers.
9. Elektrische systemen: Controleren van de werking van basis elektrische systemen.

Interieur en Comfort

10. Interieurfilter: Controleren en indien nodig vervangen van het interieurfilter (ook bekend als cabinefilter of pollenfilter).
11. Ruitenwissers en ruitensproeier: Controleren en vervangen van de ruitenwissers; bijvullen van de ruitensproeiervloeistof.

Uitlaatsysteem

12. Uitlaatsysteem: Visuele inspectie op lekken en staat van het uitlaatsysteem.

Carrosserie

13. Roest en carrosserie: Visuele inspectie op roestvorming en schade aan de carrosserie.

Motor

1. Vervangen van de motorolie en het oliefilter.
2. Luchtfilter: Controleren en indien nodig vervangen van het luchtfilter.
3. Brandstoffilter: Vervangen van het brandstoffilter (indien van toepassing).
4. Interieurfilter: Vervangen van het interieurfilter (ook bekend als cabinefilter of pollenfilter).
5. Bougies: Controleren en vervangen van de bougies (voor benzinemotoren).
6. Remsysteem: Controleren van de remblokken, remschijven en remvloeistof; eventueel vervangen of bijvullen.
7. Banden: Controleren van de bandenspanning en het profiel; eventueel balanceren en roteren van de banden.
8. V-snaar en/of distributieriem: Controleren van de V-snaar en distributieriem; eventueel vervangen indien nodig.

Remsysteem

9. Controleren van de remblokken, remschijven en remvloeistof; eventueel vervangen of bijvullen.

Banden en Onderstel

10. Banden: Controleren van de bandenspanning en het profiel; eventueel balanceren en roteren van de banden.
11. Ophanging en stuurinrichting: Controleren van de schokdempers, vering en stuurinrichting.

Elektrische en Verlichtingssysteem

12. Accu: Controleren van de accu en de polen; eventueel reinigen en testen van de accu.
13. Verlichting: Controleren van alle verlichting, inclusief koplampen, achterlichten, remlichten, richtingaanwijzers en dashboardverlichting.
14. Elektrische systemen: Controleren van de werking van alle elektrische systemen, inclusief het infotainmentsysteem en de verwarming/airconditioning.
15. Diagnoseapparatuur: Uitlezen van de boordcomputer op foutcodes en eventuele storingen.

Interieur en Comfort

16. Interieurfilter: Vervangen van het interieurfilter (ook bekend als cabinefilter of pollenfilter).
17. Ruitenwissers en ruitensproeier: Controleren en vervangen van de ruitenwissers; bijvullen van de ruitensproeiervloeistof.

Uitlaatsysteem

18. Uitlaatsysteem: Controleren op lekken en staat van het uitlaatsysteem.

Carrosserie

19. Roest en carrosserie: Controleren op roestvorming en schade aan de carrosserie.